Het kleine Anderlechtse begijnhof dateert van midden 13e eeuw en straalt vooral soberheid uit, dit in tegenstelling tot het zusterhof in Brussel-stad. Dit pittoreske hof gaf verblijfplaats aan slechts acht begijnen die een gemeenschappelijk huis betrokken, ook wel een convent genoemd. Voor hun religieuze momenten hadden ze hun eigen bidkapel, doch de misvieringen werden in de nabijgelegen Sint Pieter en Guidokerk gehouden.
Met de Franse inval in de 18e eeuw ging het begijnhofje over in handen van het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen, wat nu het O.C.M.W. noemt. De begijnen konden op hun hof blijven wonen mits betaling van huurgeld. In de 19e eeuw verminderde het begijnenaantal staags tot er geen Anderlechtse begijn meer over was. Het hof kreeg een functie als bejaardentehuis voor vrouwen. Een eeuw later kocht de stad het hof aan, voerde renovatiewerken uit en liet een gedeelte ervan als volksmuseum fungeren (waarbij ook het begijnenleven aan bod komt).
Alhoewel de grote barokpoort en de tuin er niet meer is, verschaft de kleinere poort en het binnenplein een groot gevoel van intimiteit en tegelijkertijd stil aandenken aan deze voormalige vrouwengemeenschap.
© Debby Van Linden