Terug thuis plande ik de bezoeken aan de volgende begijnhoven: eerst richting Brussel, dan naar Hildegards klooster en vervolgens naar Nederland voor de hoven te Breda en Amsterdam. Deze praktische aspecten deden mij terugblikken op het proces dat ik doormaakte:
– verder op queeste gaan betekende eigenlijk ‘teruggaan’: teruggaan en oprapen naar wat mij nooit verteld is geweest, wat een wijze grootmoeder of tante zelf nooit had meegekregen, dat erf-goed dat weggemoffeld, verbrand, uitgebuit, opgesloten, gemanipuleerd en onderdrukt werd. Ik las over de begijnenmystiek, schuimde bibliotheken af in een poging vrouwenerf-goed terug te vinden, zocht de moederlijke stilte op,… ik had honger en zocht zielevoedsel, ik weefde kleine en grote stukken vrouwenkracht bijeen tot een mentaal deken dat mijn innerlijke tempel vormde.
– de enorme kracht van intuïtie werd me haarfijn duidelijk: hoe sterk deze ook werd en wordt geprobeerd als ‘onbelangrijk’, ‘hekserij’ en zelfs ‘ketters’ te benoemen en uit te roeien, ze was en is altijd daar, onvergankelijk sterk! Ze had me op queeste ‘gezet’, liet me eens uitrusten om me vervolgens weer op pad te sturen. Wat een wijsheid bezat zij!
– vanuit het opzoek-en leeswerk begon ik vast te stellen dat in mijn eigenste cultuur materie en bezieling van elkaar gescheiden gezien werden – bijna als een dualiteit: religie was iets ‘persoonlijks’, productie, haast en overconsumptie van materie zwaaiden de scepter. Net zoals ik zochten mensen naar bezieling, vandaar de hoge opkomst van de spirituele boeken en cursussen. Terwijl mij was wijsgemaakt dat wij, de Westerse mens, hoogontwikkeld waren en de ‘anderen’ primitief, werd mij duidelijk dat het eerder omgekeerd was. Ik besloot mij te gaan verdiepen in matriarchale samenlevingen en culturen waar materie en bezieling als vanzelfsprekend één zijn: o.a. de Toeareg, de Woodabe, de Mosou en de ‘indianen’* (Cherokee). Dit opzoekwerk resulteerde in een artikel als gastbijdrage op ‘De tweede sekse’.
– na het lezen over de oorsprong** van de oriëntaalse dans, besliste ik dit eens uit te proberen: een paar weken later stapte ik de danszaal binnen. Na een proefles was ik overtuigd: terwijl ik mijn heupsjaal rond mij knoopte, begon ik aan een weg waarbij ik vele ingeprente ideëen stap voor stap van me leerde afschudden. Het dansen in een circel met andere vrouwen deed me deugd, wat leek het verdacht veel op ‘de dansende, Mechelse madammen‘!
© Debby Van Linden
* Columbus dacht dat hij Indië had ontdekt en noemde de bevolking ‘indianen’.
** Oriëntaalse dans verenigt lichaam en ziel en werd oorspronkelijk door vrouwen gedanst ter ere van ‘Ma’, de oermoeder. Later werd het bestempelt als een ‘erotische dans’ voor het mannelijk oog, deze patriarchale interpretatie doet de oorspronkelijke kracht van de dans oneer aan.