Op 15 augustus vertrokken we op weg naar Oudenaarde voor het volgende begijnhof: een nieuwe poort, een nieuwe wereld…
Na de informatie aan de poort gelezen te hebben, stapte ik binnen… en ontmoette een plein met mooi gerestaureerde huizen, een bloemenpracht,… en toch… ergens voelde ik ook ontzieling.
Op alle begijnhoven probeerde ik tevergeefs een nog werkende pomp te vinden. Aan de hafvol gevulde emmer te zien, zou deze toch werken. Zo blij als een kind (of zeg ik beter ‘als een begijn’?) ervaarde ik de plezante, doch noeste arbeid van het oppompen van water.
Terwijl ik het hof doorwandelde, proefde ik de verschillende hoekjes en stukjes, telkens goed onderhouden, telkens met een eigen sfeer. Achteraan aangekomen viel de puzzel op zijn plaats: de oorspronkelijke begijnhofmuur was verlaagd tot net boven de grond waardoor de intimiteit en tevens de stilte van het hof in het niets verdween… ontzieling…
Teruggaande naar de kapel ontmoette ik ze plotsklaps weer: Maria! De eerste keer in een mini-nis aan een boom gehangen (‘Waarom aan een boom?’ vroeg ik mij af.), de tweede keer in een geconstrueerde grot en de derde keer in de kapel zelf: woordeloos aanschouwde ik haar, zittend in die prachtige tuin met haar hemelsblauwe mantel, koninklijk, goddelijk… De stilte in de kapel deed me in de diepte beseffen: ‘Ik kom dichter bij Maria.’
Nog een laatste keer rondgaande ter afscheid, glimlachte ik bij het lezen van dit gedicht…