De Diestse begijnen verenigden zich in 1245 op gronden buiten de stadsomwalling. Door het optrekken van een nieuwe stadsmuur in de late 14e eeuw kwam het hof binnen de stad te liggen.
In de 16e eeuw zorgde pastoor Esschius voor een golf van veranderingen op het begijnhof: hij voerde een spiritueel gezag dat gericht was op persoonlijke inkeer en gebed, liet de lemen huizen vervangen door woningen van steen en legde nieuwe regels betreffende in- en verkoop op die het contact tussen de begijnen en lokale handelaars zeer beperkte. De begijnen en de stadsbewoners protesteerden hevig, zelfs de Inquisitie kwam eraan te pas, doch Esschius voerde zijn beleid door.
Tijdens de bloeiperiode in de 17e eeuw groeide het begijnenaantal tot ongeveer 400, de inval van de Fransen zou dit getal doen afnemen. De huizen van het hof kwamen in handen van het huidige O.C.M.W., die de leegstaande verhuurde aan burgers. In de 19e eeuw tellen we als gevolg nog 25 begijnen. In de 20e eeuw sterft de beweging langzamerhand uit. Door de officiële bescherming van het hof (1938) blijft dit ‘stadje in de stad’ haar karakteristieken behouden.
Net voor de ingang, op nummer 66, treffen we de ruime begijnhofpastorie.
Paradepaardje bij binnenkomst is de barokke begijnhofpoort. Deze dateert van 1671, doch ervoor was er al één, waarschijnlijk ingetogener van aard. Opvallend is het Mariabeeld in de nis, andere hoven hebben Begga of Catharina als ‘poortdame’.
De kerk, gebouwd in de 14e eeuw als vervanging van de kapel, bestaat uit ijzerzandsteen en is opgedragen aan begijnhofpatrones Catharina. Momenteel renoveert men dit gebouw.
Het hof bevat vele, grote conventshuizen met een verwijzende naam: het Engelenconvent bv. werd beschikbaar gesteld voor negen begijnen, overeenkomend met de negen aartsengelenkoren.
Een mooi eerbetoon aan de begijnen vonden we, als afsluiter, terug in de beelden van Jan Peirelinck.
© Debby Van Linden